Doe de groenten erbij. Begin met de groenten die het langst nodig hebben, zoals pompoen, zoete aardappel, (tuin)boontjes, spruiten, bloemkool, broccoli. Dan groenten die sneller gaar zijn, zoals aubergine, courgette, paprika en doperwten. En tot slot groenten die nauwelijks of geen garing nodig hebben, zoals spinazie, raapstelen en taugé.