Verwarm de oven voor op 220 °C. Leg de botten (mergpijp en schenkels), in een ovenschaal, strooi er 1 tl zout over en zet de schaal in de oven.
Rooster de botten 30-45 minuten tot de randen bruin worden. Laat iets afkoelen.
Plet intussen de gember een beetje en rooster hem aan beide kanten op een halfhoog brandende gaspit in totaal ongeveer 6 minuten. Laat iets afkoelen, haal de zwarte stukken weg, spoel af en zet opzij. Rooster de uien net als de gember (zonder ze eerst te pletten).
Rooster de droge specerijen (steranijs, korianderzaad, venkelzaad, kaneel, kruidnagels, kardemom en peperkorrels) in een kleine droge koekenpan 7 minuten op laag vuur.
Verhit, zodra alles gereed is, de zonnebloemolie of het vet uit de geroosterde botten in de soeppan op hoog vuur. Roerbak hierin de gember, uien en vleesbotten 1 minuut. Schenk er 3-4 liter water bij plus 1 el zout en breng de soep aan de kook.
Schep schuim dat bovenkomt van het oppervlak en zet het vuur zo laag mogelijk. Voeg de droge specerijen en suiker toe en laat de bouillon op zacht vuur minstens 6 uur trekken. Hoe langer, hoe lekkerder. Vandaar dat je de bouillon gerust een nacht op de op één na kleinste pit kunt laten trekken.
Er komt op een gegeven moment een vetlaag op je bouillon. Verwijder die met een lepel maar ook niet te veel, want dit vet komt van de botten en geeft je bouillon smaak. Voeg tijdens de lange tijd dat de bouillon staat te trekken af en toe wat water toe als je ziet dat dat de bouillon flink is ingekookt. Blijf af en toe wel proeven of je bouillon nog op smaak is.