Dep de vissen goed droog met keukenpapier. Bestrooi royaal met zout en peper.
Doe de bloem in een ruime schaal waar de grootste vis in past.
Verwarm de pan op middelhoog vuur en vul met een laagje olie (2 millimeter). Laat de olie even warm worden.
Doe een klont boter in de pan. De verhouding olie:boter moet ongeveer 2:1 zijn. Laat deze smelten en uitbruisen.
Pak de vis bij de staart vast en haal hem door de bloem. Schud daarna voorzichtig de overtollige bloem eraf.
Leg de vis voorzichtig in het warme vet en laat hem, afhankelijk van de dikte, 3-5 minuten liggen. Het vet moet licht blijven bruisen. Raak de vis tijdens het bakken niet aan.
Neem twee spatels en steek een onder de vis en klem de ander erbovenop.
Draai de vis nu voorzichtig om. Als het goed is, is de onderkant mooi goudgeel. Je kan eventueel een tweede keer omkeren als hij onvoldoende gekleurd is maar daarmee loop je het risico de vis te beschadigen.
Bak de andere kant van de vis nu nog 2-4 minuten, zodat de graatjes aan de rand van de vis, bruin en knapperig worden.
Neem de vis uit de pan, laat even uitlekken op keukenpapier en hou dan warm in een een lauwe oven (65°).
Herhaal dit proces totdat alle vissen zijn gebakken. Voeg indien nodig extra vet toe als er te weinig in de pan zit.