Doe de gedroogde gist in een kom. Verwarm de melk tot 30-35°C (liefst iets te koud dan te warm). Giet de warme melk bij de gist en roer tot het opgelost is.

Voeg de boter, suiker, kardemom en de helft van de bloem toe. Meng dit goed door in de keukenmachine.

Voeg daarna het zout toe en voeg beetje bij beetje de rest van de bloem toe. Laat de keukenmachine het deeg 10 minuten kneden op lage stand (of kneed met de hand gedurende 20 minuten). Het deeg moet loskomen van de kom en niet te veel aan je vingers blijven plakken. Het mag nog een beetje kleverig zijn.

Bedek de kom met een theedoek en laat het deeg 30-40 minuten rijzen, totdat het ongeveer twee keer zo groot is. Zet het deeg eventueel bij een verwarmde plek (maar niet te heet).

Meng ondertussen alle ingrediënten voor de vulling goed door elkaar.

Rol het deeg uit tot een rechthoekige vorm. Verspreid de vulling gelijkmatig over het deeg.

Er zijn verschillende manieren om de broodjes te rollen. De makkelijkste en mooiste manier is als volgt: Pak het deeg vast aan de lange zijde en vouw het dubbel.

Snijd het deeg in repen van ongeveer 1,5 cm breed. Draai de repen meerdere keren rond (als een spiraal).

Vorm de gedraaide reep tot een bolletje door de uiteinden onder het bolletje te trekken (dit voorkomt dat de vulling eruit lekt).

Leg de bolletjes op een bakplaat bekleed met bakpapier.

Dek de bakplaat af met een theedoek en laat de broodjes nog 40 minuten rijzen. Verwarm ondertussen de oven voor op 220°C.

Bestrijk de kaneelbollen met het losgeklopte ei en bestrooi ze met parelsuiker.

Bak de broodjes in het midden van de oven gedurende 8-12 minuten, totdat ze goudbruin zijn aan zowel de bovenkant als de onderkant.

Laat de kaneelbollen iets afkoelen en geniet van je heerlijke kanelbullar!