Meng voor het deeg de bloem met het zout en de olie. Voeg in porties 150 milliliter water toe en meng tot een samenhangend deeg. Kneed het deeg op een schoon oppervlak 10 minuten stevig door. Laat het deeg ongeveer 15 minuten rusten onder een schone theedoek.
Breng intussen ruim water aan de kook en kook de aardappels in ongeveer 20 minuten gaar.
Verhit wat olie in een koekenpan op middelhoog vuur en fruit er de gember en de rawit-pepertjes 2 minuten in. Voeg de garam masala, kurkumapoeder, chilipoeder en het zout toe en bak nog 2 minuten.
Giet de aardappels af en stamp ze in een ruime kom met de pureestamper fijn. Roer het specerijenmengsel, de doperwten en de koriander erdoor. Laat 10 minuten afkoelen.
Verdeel het deeg in 6 porties van gelijke grootte. Rol iedere portie op een met bloem bestoven werkblad uit tot een ronde cirkel van 15-17 centimeter doorsnede. Halveer de cirkel met een scherp mes.
Vul de samosa’s en vouw ze dicht.
Verhit de olie tot 120 °C en frituur er de samosa’s in porties in ongeveer 10 minuten goudbruin in. Laat uitlekken op keukenpapier.
Serveer met muntchutney en/of tamarindechutney.